Hoe kijkt Vlaams Instituut Gezond Leven vzw naar de e-sigaret?

In het nieuwe advies van de Hoge Gezondheidsraad (HGR) wordt uitgelegd waarom het debat over de e-sigaret zo ingewikkeld en gepolariseerd is (zie hoofdstuk 7 en bijlage 1). Er zijn twee fundamenteel verschillende manieren om naar de e-sigaret te kijken: vanuit de risico’s of de opportuniteiten. Voor beleidsmakers die de e-sigaret moeten reguleren komt het erop aan om de twee op een intelligente manier te combineren. In het HRG-advies wordt kort en bondig uitgelegd welke de belangrijkste kenmerken en posities van de twee perspectieven zijn.

Het Vlaams Instituut Gezond Leven benadert de e-sigaret in de eerste plaats vanuit de focus opportuniteiten. Dat perspectief kleurt mee onze positiebepaling (net zoals de focus op de risico’s dat doet voor andere organisaties). Wat betekent dat?

  • Het beleid om de e-sigaret te reguleren moet rekening houden met het substantieel lagere risico van de e-sigaret in vergelijking met gerookte tabak. Die laatste moet veel harder worden aangepakt en strenger worden gereguleerd. Het beleid moet dus risicogerelateerd zijn. Het ‘continuum of risk’ – het onderscheid tussen nicotineproducten met een hoog risico (gerookte tabak) en nicotineproducten met een lager risico (e-sigaret) – wordt breed erkend in de wetenschappelijke wereld. De grootste klemtoon moet blijven liggen op de strijd tegen gerookte tabak. Die heeft absolute prioriteit.
  • Dat betekent ook: niet alle toekomstige maatregelen waarvan we vinden dat ze dringend nodig zijn om in ons land het tabaksgebruik verder terug te dringen moeten toegepast worden op de e-sigaret. De e-sigaret valt vandaag onder de tabakswetgeving in ons land en dat is goed. Het betekent onder meer dat jongeren beter beschermd zijn tegen nicotinegebruik. Maar de huidige regeling mag niet verhinderen dat de e-sigaret in de toekomst op een andere manier moet gereguleerd worden als het gaat over bepaalde aspecten.
  • Beleidsmaatregelen om niet-rokende jongeren en jongvolwassenen te beschermen tegen de risico’s van nicotinegebruik mogen de opportuniteiten van de e-sigaret voor volwassen rokers niet in het gedrang brengen. Er moet gezocht worden naar een evenwicht tussen de twee.

    We erkennen de mogelijke risico’s van e-sigaretgebruik voor jongeren natuurlijk. Maar baseren ons voor een correcte inschatting daarvan zoveel mogelijk op de feiten, over het jongerengebruik in ons land.

    Belangrijk is dat producten met een lager risico voor rokers laagdrempelig toegankelijk zijn en blijven. Bij het voorstellen en invoeren van beleidsmaatregelen moet daarom steeds worden nagegaan wat het mogelijke effect is op dat vlak: wordt de toegang voor rokers tot de e-sigaret moeilijker? Heeft de maatregel een negatieve impact op het (al negatieve) imago van het product?
  • Uit de resultaten van de Preventiebarometer Tabak 2022 van Sciensano leiden we af dat we de e-sigaret als “beter alternatief” (Hoge Gezondheidsraad) beschikbaar moeten houden en ervoor moeten zorgen dat de roker kennis heeft van het relatieve risico ervan. Omdat voor (te) veel rokers stoppen niet (meer) zo evident lijkt:
    • Bijna 6 op 10 Vlaamse rokers heeft geen intentie om te stoppen in de komende 12 maanden;
    • Slechts 1 op 4 dagelijkse rokers heeft geprobeerd om te stoppen in de 12 maanden voorafgaand aan de enquête;
    • Van de dagelijkse rokers met intentie om te stoppen is meer dan 8 op 10 helemaal niet zeker tot een beetje zeker dat het gaat lukken (= lage eigen-effectiviteit);
    • 1 op 4 van alle rokers geeft zelfs aan niet te willen stoppen met roken;
    • De grootste belemmeringen om te stoppen bij dagelijkse rokers zijn: lichamelijke verslaving en eerdere stoppogingen die te moeilijk waren;
    • Laagopgeleide dagelijkse rokers hebben nog minder geprobeerd om te stoppen en hebben ook significant minder de intentie om te stoppen met roken.
  • Bij het nemen van verdere maatregelen om jongeren te beschermen moet rekening gehouden worden met de al bestaande wetgeving (hoe strikt is het wettelijke kader al en hoe goed beschermd zijn jongeren al?) en met het reële gebruik van de e-sigaret door minderjarigen in plaats van alleen met het experimentele gebruik. Als het over het beperken van de risico’s voor jongeren gaat, dan moet vooral ingezet worden op deze maatregelen:
    • Toegang tot het product bemoeilijken (striktere leeftijdsverificatie in de verkooppunten, strenger sanctioneren van overtredingen van het verbod op verkoop aan minderjarigen, strikter reguleren hoe en waar het product kan gekocht worden)
    • Controleren van marketing en branding van het product (uitstraling, vormgeving, verpakking …) en verwijderen van elementen die niet op volwassen rokers maar op minderjarigen gericht zijn. Maar ook het in kaart brengen en opvolgen van de manieren waarop Belgische jongeren mogelijk via online marketing, sociale media … beïnvloed worden (kennis daarover ontbreekt vandaag grotendeels).
    • Een verbod op de goedkope wegwerpmodellen die relatief populair zijn bij minderjarigen.
    • Jongeren op maat informeren (via scholen, in campagnes)
  • Kiest de roker die wil stoppen voor de e-sigaret met nicotine, dan moet dit aangemoedigd worden. Want de e-sigaret is inderdaad een effectief rookstopmiddel, zoals de Hoge Gezondheidsraad ook beklemtoont. De e-sigaret moet ook worden meegenomen in de analyse van rookstophulp: welke ontwikkelingen zijn er op het vlak van vapen, op welke manier wordt de roker erover geïnformeerd (correct, aanmoedigend, ontmoedigend)? De roker moet autonoom en vrij zijn in de keuze van een hulpmiddel. Er zijn in Vlaanderen zes methoden en hulpmiddelen die hij kan gebruiken en die wij aanbevelen: de tabakoloog, Tabakstop, rookstopmedicatie, de huisarts en apotheker, Allen Carr en de e-sigaret met nicotine.
  • Een roker die stopt met tabak roken en die overschakelt naar alleengebruik van de e-sigaret is voor ons een gestopte roker.
  • Rokers hebben recht op correcte en ondubbelzinnige informatie over de relatieve schade van de e-sigaret (in vergelijking met gerookte tabak) en over de e-sigaret als rookstopmiddel. Die informatie is er vandaag niet of onvoldoende en/of bereikt mensen die roken niet. De huidige perceptie van de e-sigaret is vandaag bij velen negatief en onjuist. 2 op 3 Belgische rokers denkt foutief dat de e-sigaret minstens even schadelijk is als de tabakssigaret. Uit (internationaal) onderzoek blijkt ook dat mensen met een lagere sociaaleconomische status en in een maatschappelijk kwetsbare situatie - degenen die horen tot de groepen die vandaag het meest roken - het minst goed geïnformeerd zijn over de opportuniteiten van de e-sigaret. Deze rokers, die gemiddeld over minder gezondheidsvaardigheden beschikken, moeten daarom beter en proactief geïnformeerd worden, via eenvoudige boodschappen en diverse kanalen. Dat beklemtoont ook de Hoge Gezondheidsraad.
  • Voor ons betekent de focus op de opportuniteiten voor de roker ook dat er moet worden ingezet op het verbeteren van de veiligheid van het consumentenproduct dat de e-sigaret is. We denken dan onder meer aan de (aroma’s in) e-vloeistoffen. De e-sigaret moet in de toekomst beantwoorden aan meer veiligheidsstandaarden. In het advies van de HGR worden constructieve voorstellen in die richting gedaan.

Meer info op de hierboven vermelde pagina’s in het advies van de Hoge Gezondheidsraad.