Buitengewoon geluk in een buitengewone klas

Elke leerling heeft recht op een portie geluk in de klas. Dus óók de leerlingen uit het buitengewoon onderwijs. Eline en Léa willen het mentaal welbevinden van deze groep nog extra beschermen en bevorderen, liefst aan de hand van een aangepaste ‘op maat’ versie van Geluk in de Klas, de methodiek van Gezond Leven voor mentaal welbevinden op school. En dat samen mét de leerlingen, via co-creatie en gewapend met een arsenaal aan creatieve werkvormen.

Een inkijk in de co-creatiesessies van Geluk in de Klas

  • Wie begeleidde de sessies?
    • Eline De Decker (senior stafmedewerker mentaal welbevinden bij Vlaams Instituut Gezond Leven)
    • Léa Delfmann (doctoraatsstudent bij UGent, Health Cascade project)
  • Wie nam deel?
    • Klassen van 5 à 10 leerlingen uit het buitengewoon onderwijs (diverse onderwijsvormen en types, gaande van jongeren met ASS tot jongeren met een verstandelijke beperking)
  • Op welk vraag zochten Eline en Léa het antwoord?
    • Wat vinden de leerlingen belangrijk dat er op school gebeurt om hen goed in hun vel te doen voelen? Wat zijn hun noden?
    • Welke topics leven bij de jongeren rond ‘mentaal welbevinden (op school)’?
  • Hoeveel sessies en hoe lang?
    • 2 lesuren (soms na elkaar, soms opgesplitst met een week tussen)
    • Aantal: 5 afgerond en nog enkele op de planning.
  • Favoriete werkvormen:

Wat is het doel van jullie project?

Eline: “We hebben al heel wat materialen om te werken rond geluk in de klas, maar dat aanbod is niet altijd aangepast aan de leerlingen in het bijzonder onderwijs. Zij vallen hierdoor soms uit de boot en dat is uiteraard niet de bedoeling. Zeker niet omdat er bij deze groep wel wat problemen rond mentaal welbevinden zijn.”

Zoals?

Eline: “Sommige jongeren hebben emotionele en gedragsproblemen waardoor ze een kort lontje hebben, andere zitten op het spectrum van ASS en hebben extra veel nood aan rust, structuur en duidelijkheid. Als dat er niet is, weegt dat zwaar op hun mentaal welbevinden. Er zijn ook jongeren die cognitief zwakker zijn, waardoor ze soms niet op eenzelfde niveau kunnen meebabbelen met hun leeftijdsgenoten, wat kan zorgen voor sociale uitsluiting. De problematieken op vlak van mentaal welbevinden zijn dus héél divers, net zoals de jongeren in het buitengewoon onderwijs.”

Zijn er hier ook concrete cijfers over?

Eline: “Nee, niemand bevraagt deze doelgroep over mentaal welbevinden. Er is alleen een recente HBSC-studie die aantoont dat het niet goed gaat met het mentaal welbevinden van jongeren in het algemeen. Maar uit de ondersteuningsvragen die we krijgen, merken we dat het BUSO wel rond dit thema wil werken, maar niet de juiste handvaten heeft.”

Gezond Leven heeft al een mooi aanbod rond Geluk in de Klas voor het lager en het secundair onderwijs. Volstaat dat niet?

Eline: “Nee, want die materialen richten zich niet op de specifieke noden van het BUSO. Het aanbod voor het lager onderwijs kan soms wel worden gebruikt, indien het verstandelijke niveau van de BUSO-leerlingen gelijkaardig is. Maar die spelletjes passen dan weer niet altijd in de leefwereld van tieners.”

Buitengewoongelukindeklas1

Waarom kozen jullie voor co-creatie?

Eline: “Geluk in de Klas werd in coronatijd ontwikkeld. Het moest allemaal snel gaan, er was geen tijd om de doelgroep te horen of om af te toetsen met leerkrachten en leerlingen. We merkten toen ook hoe superdivers het BUSO is. De klassen zijn anders samengesteld, er is veel aandacht voor individuele zorgnoden, ... Kortom: we wisten niet goed hoe het daar precies aan toe ging. Daarom willen we die schoolcontext nu beter leren kennen. En hen mee laten nadenken over oplossingen.”

Naar welke ideeën of informatie van de leerlingen zijn jullie op zoek?

Léa: ”Enerzijds zijn er de noden rond mentaal welbevinden: wat hebben leerlingen nodig om zich goed te voelen op school? En daarnaast zoeken we concrete oplossingen, waar de school dan ook verder mee aan de slag gaat. Misschien willen de leerlingen bijvoorbeeld wel een afdak op de speelplaats zodat ze ook naar buiten kunnen als het regent. Leerlingen vinden die inspraak superbelangrijk. Co-creatie kan een manier zijn om hen die inspraak te geven.”

Buitengewoongelukindeklas2

Hoe pak je zo'n co-creatiesessie praktisch aan?

Eline: “We startten met een geluksquiz op basis van de bouwblokken van de geluksdriehoek. De leerlingen vulden die individueel in en ontdekten zo in welk bouwblok ze een echte krak zijn. Vervolgens dachten ze samen met andere kraks na over wat hen helpt om daar zo goed in te zijn. Bij het bouwblok ‘jezelf kunnen zijn’ was dat bijvoorbeeld nieuwe dingen uitproberen, op je bek durven gaan en daaruit leren wat je leuk vindt of niet. Tenslotte mochten ze brainstormen over hun droomschool en daarbij waren de gekste ideeën welkom.

Ook die gele helikopters om hen naar school te brengen zodat ze minder lang onderweg zijn. (lacht) De wilde brainstorm werd afgerond met een brief aan de directeur met daarin de voorstellen van acties waardoor ze zich beter in hun vel zouden voelen. Zoals bijvoorbeeld een basketring op de speelplaats of een andere invulling van de pauzes. Zo verzamelden wij niet alleen onze informatie, maar haalde de school er ook iets uit en werd de co-creatie ook voor hen relevant.”

Buitengewoongelukindeklas3

Welke werkvormen gebruiken jullie tijdens de sessies?

Léa: “Brainstorms, clusteren, … maar ook rondlopen via een world café. Dat is een werkvorm waarbij 1 lid van elke groep aan een tafel blijft en de andere groepsleden steeds doorschuiven van de ene tafel naar de andere. Op elke tafel ligt een stelling of vraag waarop ze een antwoord kunnen formuleren. Door de groep telkens te laten doorschuiven, kan ieders mening verzameld worden, maar wel laagdrempelig in kleine groepjes. In de komende sessies gaan we verkennen of we via artificiële intelligentie (AI image generator) de ideeën van de leerlingen (‘Wat is mijn droomschool?’) visueel kunnen vormgeven. Sclera pictogrammen zullen de minder talige leerlingen helpen om mee te brainstormen. Het experimenteren met werkvormen hoort echt bij co-creatie.”

Lea

“Met twee begeleiders durf je sneller de sessie omgooien als het niet vlot. Je hebt dan ook iemand om te ventileren en je bent creatiever dan wanneer je er alleen voorstaat”

Léa

Hoe bepaal je welke werkvormen je gebruikt?

Eline: “Het helpt dat ik bij een jeugdbeweging ben geweest en vormingen heb gegeven voor jeugdwerk. Daardoor had ik sowieso een aantal werkvormen in mijn achterhoofd.”
Léa: “Na elke sessie stonden we stil bij wat goed/minder goed verliep en vroegen we aan de leerlingen welke tips zij voor ons hadden.”
Eline: “Je moet dat een beetje aanvoelen. We hadden bijvoorbeeld twee groepen na elkaar: de ene was heel actief en iedereen had veel te vertellen, terwijl de andere klas erg passief was en weinig input leverde. Daar hebben we een energizer gebruikt om hen wakker te maken.”

Een energizer? Vertel!

Eline: “We deden de ’sterke punten’-jogging. Dat is een Happy Snack waarbij iedereen in een kring gaat staan en ter plekke begint te joggen. Om de beurt zeggen de leerlingen: ’Hallo, ik ben... en ik ben goed in...’. Ondertussen nemen ze een powerpositie in. Wie de sterkte van een klasgenoot bij zichzelf herkent, zoals bijvoorbeeld goed kunnen luisteren, mag ook even stoppen met joggen en meedoen met de pose. Zo leer je elkaar kennen en benoem je je sterktes. Tegelijk ben je aan het lopen én word je wakker.”
Léa: “Sommigen voelden zich hierbij wel ongemakkelijk, vooral de oudere leerlingen. Zij vonden het cringy. (lacht) Maar het effect was er wel: na de oefening waren ze energieker. Naarmate ze je beter kennen, zullen ze ook sneller meegaan in dergelijke energizers. Bij een vreemde is dat minder evident.”

Buitengewoongelukindeklas4

Hoe divers was de groep?

Eline: “Ik was zó verrast door die jongeren! Je verwacht dat leerlingen met dezelfde problematiek samen worden gezet, maar in één klas zat een jongere met een mentale achterstand, een Roemeens meisje dat de taal niet goed sprak en een kind uit Syrië dat veel snapte, maar heel verlegen was. De ene is goed in schrijven, de andere kan beter babbelen. Zelfs binnen één problematiek is er nog zoveel diversiteit onder de leerlingen. Dat maakt dat er niet alleen tijdens de lessen op maat moet worden gewerkt, maar ook tijdens een co-creatiesessie.”

Hoe gingen jullie om met die verschillen tussen de leerlingen? Hoe zorgde je ervoor dat elke stem werd gehoord?

Eline: “We werkten in kleine groepjes, waarbij twee à drie leerlingen over een vraag nadachten. Op die manier waren ze meer geneigd om hun mening te geven. Ook de zorgleraar was aanwezig. Die kon hen een zetje geven en hen op weg helpen. Maar we activeerden hen ook individueel, door hen eerst zelfstandig een vragenlijst te laten invullen.”
Léa: “Bovendien gaven we hen de mogelijkheid om hun ideeën op verschillende manieren te uiten, bijvoorbeeld door te schrijven, te tekenen of te praten.”

Blur 1

Was co-creatie nu echt een meerwaarde voor jullie project?

Eline: “De ideeën van de groep waren niet altijd even bruikbaar, maar de ervaring van in interactie te gaan met de doelgroep was wél heel nuttig. Op die manier kan je de groep echt voélen. Heel verrijkend. Tijdens de verdere ontwikkeling van het project grepen we ook altijd terug naar bepaalde gezichten: hoe zou dat in de klas werken voor Ismaël of Lina?”
Léa: “De meerwaarde was er niet enkel voor ons, maar ook voor de leerlingen zelf. Je kon uit hun reacties afleiden dat het thema iets met hen deed en dat zij zich gehoord voelden: 'Mogen we deze brief echt gaan afgeven?' Ze voelden zich belangrijk.”
Eline: “Ook de directie stond ervoor open en ze beloofden aan de slag te gaan met de brief. Dus ook op schoolniveau hadden de co-creatiesessies al een positieve impact.”

Blur 2

Wat was het spannendste moment?

Léa: “De eerste sessie. We waren geen van beiden bekend met de doelgroep, we waren erg nerveus na de input van de leerkrachten. We hadden geen idee van wat er ging komen en we waren op het ergste voorbereid.” (lacht)
Eline: “Een leerkracht had ons gewaarschuwd: ‘Niet schrikken als er iemand met slaande deuren vertrekt.’ (lacht)
Maar eigenlijk viel het keigoed mee. Het was heel fijn om te doen.”

Welke ultieme tip heb je nog voor mensen die ook co-creatief aan de slag willen gaan?

Léa: “Doe het met twee, niet in je eentje. Met twee begeleiders durf je sneller de sessie omgooien als het niet vlot. Je hebt dan ook iemand om te ventileren en je bent creatiever dan wanneer je er alleen voorstaat.”
Eline: “En vraag je elke keer af: wat heeft de doelgroep hier aan? Co-creatie is niet alleen nemen, maar ook iets teruggeven.”

Meer info over participatie/co-creatie en andere gedragsveranderingstechnieken vind je in de
filtertool gedragsveranderingstechnieken.

Meer voorbeelden van hoe je gedragsinzichten kan toepassen om gezondheid te bevorderen?
Bekijk de videogetuigenissen van Nele, Jolien, Joke en Laura.