Nog vragen over deze projectoproep? Neem alvast een kijkje in deze lijst met veelgestelde vragen, of contacteer ons via telewerk@gezondleven.be.

Wie kan indienen?

Iedere Vlaamse organisatie met rechtspersoonlijkheid kan in principe indienen. Dat kan een onderneming uit profit of social profit, zijn, maar ook alle organisaties die iets kunnen bijdragen aan de gezondheid van werknemers, vanuit hun ligging, opdracht of werking, kunnen een project indienen. Denk bijvoorbeeld aan lokale besturen, bedrijventerreinen, coworking spaces, organisaties uit de preventiesector (partnerorganisaties van de overheid, organisaties met terreinwerking, Logo’s), sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties), externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, sectorfondsen, vormingsdiensten, commerciële dienstverleners (bijv. gezondheidscoaching en -consultancy) … De lijst is niet limitatief. Enkel overheden (Vlaamse of federale) worden op voorhand uitgesloten.

Samenwerkingen tussen verschillende soorten organisaties en ondernemingen om tot een sterk projectvoorstel te komen, worden expliciet aangemoedigd.

In het kader van de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun, kunnen een aantal organisaties niet deelnemen aan deze oproep:

  • ondernemingen die op 31 december 2019 vielen onder de definitie van ‘onderneming in moeilijkheden’;
  • ondernemingen actief in landbouw, visserij en aquacultuur. Let op: ondernemingen die actief zijn in de verwerking, de verkoop en de marketing van producten uit de landbouwsector kunnen wel deelnemen, op voorwaarde dat de subsidie niet geheel of gedeeltelijk wordt doorgegeven aan primaire producenten en niet gebaseerd is op de prijs of hoeveelheid producten die door de betrokken ondernemingen op de markt is gebracht of gekocht is van primaire producenten, mits enkele uitzonderingen;
  • ondernemingen die in het verleden onrechtmatige steun hebben gekregen op basis van een besluit van de Europese Commissie, en die het volledige bedrag van deze steun (inclusief rente) nog niet hebben terugbetaald.

Wie is projecthouder, partner of externe dienstverlener?

De projecthouder is diegene die de pen vasthoudt en het project indient. Hij is ook diegene die verantwoording aflegt tegenover Vlaams Instituut Gezond Leven en waarmee alle contact verloopt. De subsidie wordt tevens ook aan de projecthouder gestort.

Partners zijn organisaties die samen met de projecthouder het project vormgeven, indienen en uitvoeren. Afhankelijk van gemaakte afspraken onderling, wordt door de projecthouder een deel van de subsidie doorgestort voor bijvoorbeeld personeelskosten of andere gemaakte onkosten. Als projecthouder of partner kan je slechts 1 project indienen.

Externe dienstverleners zijn organisaties die diensten verlenen aan de projecthouder, zoals inhoudelijk advies, of waarop de projecthouder beroep doet voor bepaalde duidelijk afgelijnde opdrachten. Het betalen van deze ingehuurde diensten kan onder werkingsmiddelen geboekt worden.

Mijn organisatie ligt in Brussel, maar focust zich wel op Nederlandstalige telewerkers. Kan ik toch een project indienen?

Dat kan, als:

  • het project gericht is op de Nederlandstalige werknemers;
  • je kan aantonen dat het gaat om een Nederlandstalige organisatiestructuur; óf,
  • de middelen specifiek gebruikt worden voor medewerkers die tewerkgesteld zijn in Vlaamse vestigingen.

Organisaties uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die hier niet aan voldoen, kunnen geen projectaanvraag indienen.

Mijn organisatie ligt in Waals-Brabant, maar heeft een vestiging in Vlaanderen. Kan ik toch een project indienen?

Nee, dat is niet mogelijk. De Vlaamse Gemeenschap heeft volledige bevoegdheden binnen het Vlaams Gewest, naar de organisaties die daar zijn gevestigd. Binnen het Brussels Gewest kunnen organisaties gefinancierd worden binnen de Vlaamse bevoegdheden, op voorwaarde dat deze organisaties uni-communautair Nederlandstalig zijn (= dat ze Nederlands gebruiken als voertaal binnen de organisatie, of ze een autonome afdeling of vestiging hebben die Nederlands gebruikt als voertaal, in welks geval we enkel die laatste kunnen financieren). Organisaties die niet in Vlaams of Brussels Gewest zijn gevestigd kunnen we niet financieren, onafhankelijk van de voertaal.

Welk soort projecten kunnen ingediend worden?

Elk type project kan ingediend worden, uit welke invalshoek dan ook, als het maar de bevordering van de fysieke en mentale gezondheid van telewerkers voorop stelt. De oproep werd bewust erg breed gehouden, om ruimte te creëren voor het uitwerken van innovatieve projecten en inspiratie te kunnen bieden aan andere organisaties.

Om toch enige richting te kunnen geven en te inspireren, wordt hieronder een niet-limitatieve opsomming gegeven van mogelijke projecten, samenwerkingen, projectaanvragers ...

Aanvrager: onderneming of samenwerking tussen 2 of meerdere ondernemingen

  • Project 1: een onderneming werkt samen met een externe partij om een preventief gezondheidsbeleid en actieplan uit te werken en uit te voeren, dat zowel de mentale als de fysieke gezondheid van telewerkers bevordert. Die externe partij kan een coach of organisatie zijn, maar er kan ook een nieuwe medewerker worden aangeworven of tijd worden vrijgemaakt voor een bestaande medewerker.
  • Project 2: een onderneming werkt samen met andere onderneming(en) om bijv. in de (satelliet)kantoren de gezondheid van medewerkers te stimuleren.

Aanvrager: een werkgevers- en werknemersorganisatie of sectorfonds

  • Project: de organisaties werken acties en een opleidingsaanbod uit, die de fysieke en mentale gezondheid van hun telewerkers kunnen bevorderen.

Aanvrager: bedrijventerrein

  • Project: een bedrijventerrein organiseert een aanbod voor de ondernemingen op het terrein die telewerkers in dienst hebben, waaronder infosessies, challenges tussen bedrijven, …

Aanvrager: co-working spaces

  • Project: een co-working space dient een project in dat een gezond aanbod en dito werkomgeving voorziet voor de ‘klanten’ die er komen werken. Denk bijvoorbeeld aan het stimuleren van trappengebruik, info- of beweegsessies onder de middag …

Aanvrager: lokaal bestuur

  • Project 1: een project voor het eigen personeel (zie luik onderneming)
  • Project 2: een lokaal bestuur werkt initiatieven uit om actieve lunchpauzes te stimuleren bij thuiswerkende inwoners

Aanvrager: externe diensten en andere commerciële dienstverleners/ universiteiten en hogescholen/ de preventiesector

  • Project: de aanvrager heeft al een kwalitatief instrument of een bruikbare methodiek ontwikkeld, die kan aangepast worden op maat van telewerkers en innovatief geïmplementeerd wordt in enkele ondernemingen.

Zoals aangegeven willen bovenstaande projectvoorbeelden in de eerste plaats inspiratie bieden. De effectieve voorwaarden voor een projectvoorstel kunnen hier nagelezen worden.

Kan ik meerdere projecten indienen?

Nee, er kan slechts 1 project per organisatie ingediend worden. Als jouw organisatie als partner betrokken wordt bij een ander project, kan er dus geen eigen project meer ingediend worden.

Hoe kan er samengewerkt worden?

Samenwerken kan met iedereen, zolang er goed gemotiveerd wordt in de projectaanvraag waarom bepaalde partners betrokken worden.

Er kan enerzijds gekozen om een gezamenlijk project in te dienen. De projectaanvrager dient het project in en geeft in de aanvraag aan met welke organisaties/partners hij/zij samenwerkt, motiveert de samenwerking en staaft deze al dan niet met een CV.

Anderzijds kan er beroep gedaan worden op externe expertise voor bepaalde aspecten binnen het project, zoals een lesgever voor een gezondheidsthema. Ook hier is het van belang om duidelijk te motiveren waarom deze expert gekozen werd, al dan niet gestaafd met een CV.

Wat wordt onder deskundigheid verstaan?

Deskundigheid wil zeggen: iemand met kennis van zaken om (onderdelen van) het project tot een goed einde te brengen. Dit kan inhoudelijke deskundigheid zijn, zoals ervaring of kennis rond het gezondheidsbeleid of specifieke thema’s. Maar het kan ook gaan over organisatorische deskundigheid, zoals het coördineren van het project. In alle gevallen is het belangrijk om in de projectaanvraag te motiveren waarom bepaalde werknemers of externen door de projectaanvrager als deskundig gezien worden.

Wat houdt participatie in?

Participatie staat voor de betrokkenheid van actoren bij de ontwikkeling, uitvoering, implementatie en evaluatie van projecten. Participatie ondersteunt de autonomie, gaat uit van bestaande competenties die versterkt kunnen worden en toont betrokkenheid. Het zorgt er ook voor dat je de voeling verhoogt met en zicht krijgt in de doelgroep. Participatie optimaliseert de kansen dat je aanbod echt toegankelijk en op maat van de doelgroep is.

Ook in functie van het draagvlak is participatie van bij de start erg belangrijk. Kunnen participeren maakt dat je je mede-eigenaar van een interventie/methodiek voelt, wat het draagvlak (en dus mogelijk ook de impact) vergroot.

Participatie kan variëren, zonder daarbij een specifiek participatieniveau naar voor te schuiven: het kan gaan van geen participatie, over informatie geven, informatie krijgen of advies vragen, tot echt samenwerken.

Participatie is altijd maatwerk. Het wordt bepaald door de eigenschappen van het project, het doel van de participatie en de sociale context.

Participatie wordt beoordeeld onder het criterium ‘projectopbouw’, dus is het erg belangrijk dit in het project mee te nemen. Denk hierbij zeker aan bestaande structuren en overlegorganen, zoals een comité voor preventie en bescherming op het werk, een ondernemingsraad, een raad van bestuur, personeelsvergadering, managementoverleg… Bekijk hoe en in welke mate de doelgroep voldoende betrokken wordt in het project.

Zijn er voorwaarden gekoppeld aan de hoeveelheid telewerk die uitgevoerd moet worden om te spreken van telewerkers?

Het project moet gericht zijn op de telewerkers en het moet gaan om gezondheid bevorderende acties, specifiek voor werknemers in hun telewerksituatie. Of zij 1x per week thuiswerken, occasioneel of structureel telewerken, maakt voor deze projectoproep niet uit en zorgt dat zij behoren tot de doelgroep van deze oproep.

Welke thema’s kunnen aan bod komen?

Bij voorkeur komen zoveel mogelijk verschillende preventiethema’s op het vlak van fysieke en mentale gezondheid aan bod. Het gaat hierbij dan om de thema’s mentaal welbevinden, bewegen, lang stilzitten, voeding, tabak, alcohol en drugs, maar ook minder voor de hand liggende thema’s, zoals slaap, kunnen aan bod komen. Multi-thematische aanvragen worden gestimuleerd. Dit betekent niet dat een projectvoorstel rond slechts 1 thema sowieso niet wordt goedgekeurd. Het project wordt altijd inhoudelijk beoordeeld.

Thema’s zoals opgesomd en omschreven in de welzijnswetging (ergonomie, psychosociale risico’s: werkdruk, burn-out, agressie, pesterijen, …) kunnen niet volledig losgekoppeld worden van preventieve thema’s. Ze kunnen ingediend worden, maar mogen niet de hoofdfocus zijn.

Voorbeeld: een project dat zich louter richt op de beheersing van klachten, risico’s, ziekte en re-integratie is erg belangrijk, maar niet voldoende. Het is belangrijk om ook aandacht te hebben voor gezondheidsbevordering. Dit betekent dat er niet alleen moet worden gezocht naar oplossingen voor de meest prangende problemen (stress beheersen, burn-out terugdringen, ergonomie verbeteren …), maar dat er ook moet worden ingezet op preventie en de versterking van mogelijkheden en krachten van de fysieke en mentale gezondheid door educatie, interventies in de omgeving, regels en afspraken, zorg en begeleiding te voorzien.

De gids voor het opzetten van een gezond telewerkbeleid kan inspiratie bieden.

Ook het enkel en alleen opstellen van een telewerkpolicy is onvoldoende om in aanmerking te komen. Hiervoor verwijzen we naar de website van werkbaar werk voor informatie, goede praktijken en financiële ondersteuning.

Wat is een preventiemethodiek?

Een preventiemethodiek is:

  • een geheel van te volgen, vaste, weldoordachte werkwijzen om een bepaalde doelstelling te bereiken;
  • omvat materialen en diensten*;
  • is gericht op één of meerdere types van strategieën: educatie, omgevingsinterventies, vastleggen van afspraken en regels en het aanbieden van preventieve zorg of begeleiding;
  • biedt ondersteuning en inspiratie bij een preventief gezondheidsbeleid.

*Materialen en diensten:

  • vormen samen een methodiek;
  • worden ter beschikking gesteld om professionelen of de doelgroep te ondersteunen en om een bepaalde operationele doelstelling te realiseren;
  • zijn 'tastbare' producten zoals affiche, folder, stappenteller, presentatie (= materialen);
  • of 'niet-tastbare' middelen zoals een vorming (= diensten).

Inspiratie en het overzicht van alle preventiemethodieken vind je op preventiemethodieken.be

Ik wil aan de slag met een eigen ontwikkelde methodiek/materiaal/dienst of een methodiek/materiaal/dienst uit het buitenland. Kan dat?

Je kan zeker aan de slag gaan met een eigen ontwikkelde methodiek of methodieken uit het buitenland, mits de effectiviteit voldoende is aangetoond en de methodiek ook voldoende wetenschappelijk onderbouwd is. Als je hiervoor kiest, duidt dit dan voldoende in jouw dossier, zorg voor bewijzen en maak de nodige linken.

Kan ik de projectoproep gebruiken om zelf een methodiek/materiaal/dienst te ontwikkelen?

Nee, dat is niet de scope van de projectoproep. Deze projectoproep richt zich echt op implementatie van methodieken, werkwijzen en materialen.

Wij hebben reeds een ontwikkelde methodiek / materiaal / programma. Kan met het budget van deze projectoproep de huidige methodiek geoptimaliseerd worden?

Een bestaande methodiek/materiaal/programma aanpassen zodat die optimaal ingezet kan worden naar telewerkers is een mogelijkheid. Echter, duidt voldoende de effectiviteit en onderbouwing van de methodiek indien het gaat over een andere methodiek dan een preventiemethodiek.

Wij zijn reeds gestart met acties in het kader van gezondheidsbevordering naar telewerkers. Kunnen wij met terugwerkende kracht de reeds besteedde middelen inbrengen?

Nee, de subsidiëring loopt van 1 december 2021 tot 31 december 2022 voor activiteiten gedurende dezelfde periode.

Behoort de opzet van een wetenschappelijke studie ook tot de scope van deze oproep?

De projectoproep staat echt in het teken van implementatie. Enerzijds gaat het om een project dat slechts beperkt kan uitgevoerd worden in de tijd (1 jaar). Anderzijds zijn al heel wat goeie methodieken, werkwijzen en materialen voorhanden. Het doel van de projectoproep is net om hiermee aan de slag te gaan en de telewerker effectief te kunnen aanzetten tot gezond gedrag op fysiek en mentaal vlak. Desalniettemin kan de projectuitvoerder simultaan wetenschappelijk onderzoek uitvoeren, los van de projectsubsidie (dit valt dan weliswaar buiten de scope van deze projectoproep).

Kan een bevraging van de werknemers ook binnen dit project opgenomen worden?

Een bevraging om meer zicht te krijgen op de noden en behoeften van de telewerkers kan zeker opgenomen worden in het project. De bevraging wordt dus als middel gezien om de implementatie van bepaalde acties beter te doen verlopen. Een bevraging kan echter geen doel op zich zijn binnen dit project, maar kan wel als voorbereidende stap deel uitmaken van het project.

Is evidence based dataverzameling een voorwaarde tijdens het project?

Dataverzameling tijdens het project is in theorie niet noodzakelijk, maar zorgt er wel voor dat je kan aantonen dat de doelstellingen van het project bereikt worden. Er wordt een tussentijdse en eindevaluatie gepland, waarin je de doelstellingen moet kunnen evalueren. Het is dus van belang dat er bij aanvang van het project stilgestaan wordt bij de manier waarop dit zal gebeuren.

Daarnaast is de hoofdopdracht van het project om een evidence based methodiek te implementeren. In de eerste plaats kan dat gaan om preventiemethodieken, maar dat kan ook gaan om een methodiek uit het buitenland, of een methodiek die zelf ontwikkeld werd. In het laatste geval is het van belang dat dit in het projectvoorstel aangetoond kan worden.

Waarom wordt er gesproken van ‘een mix van acties’?

Als je inspanningen doet om gezondheidsacties op te zetten, wil je uiteraard dat die iets opleveren. De kans op succes is een stuk groter wanneer je een goede mix van acties opzet volgens verschillende strategieën en op verschillende niveaus.

Iedereen is verschillend. Het is dan ook logisch dat je niet iedereen met dezelfde acties kan overtuigen om gezonder te leven. Door bij de keuze en uitwerking van je acties rekening te houden met verschillende strategieën, kan je waarschijnlijk toch een diverse groep medewerkers warm maken, omdat je op die manier inzet op verschillende determinanten van gedrag.

Er worden 4 verschillende strategieën onderscheiden om toe te passen in acties:

  • Onder educatie verstaan we het motiveren en stimuleren van gezond gedrag door de individuele competenties van de doelgroep te versterken. Dat kan door:
    • medewerkers te informeren;
    • hun vaardigheden en gewoontes te trainen;
    • hen te sensibiliseren door een positieve relatie met gezondheid op te bouwen.
  • Omgevingsinterventies pakken de inrichting van de fysieke of sociale omgeving aan. De omgeving moet de medewerkers namelijk aanmoedigen om gezond te leven.
  • Afspraken en regels zijn onmisbaar als je gezond gedrag wil aanmoedigen en ongezond gedrag wil afraden. Dat kun je doen door:
    • het gezondheidsbeleid op de verschillende niveaus te promoten;
    • regels en afspraken rond gezondheid op te stellen;
    • te voorzien in randvoorwaarden, zoals mankracht en financiële middelen.
  • De strategie zorg en begeleiding omvat:
    • de organisatie van de begeleidingstrajecten met externe partners en de verwijzing naar specifieke zorg, zoals de begeleiding van werknemers met depressie of externe rookstopondersteuning;
    • vroegtijdige detectie van gezondheidsproblemen bij medewerkers, zoals de signaalfunctie van leidinggevenden bij verslavingsproblemen.

Lees meer over het opzetten van een preventief gezondheidsbeleid, het gebruik van één van de handige tools, zoals het stappenplan, de gezondheidsmatrix of de succesfactoren van een preventief gezondheidsbeleid.

Wij hebben als organisatie al een preventief gezondheidsbeleid uitgewerkt met een aantal succesvolle acties. Mogen deze acties terugkomen in het projectvoorstel of moet het gaan om nieuwe acties?

Succesvolle acties uit het verleden die nu aangepast en uitgerold worden naar telewerkers kunnen onderdeel van het projectvoorstel zijn. Echter, hou er rekening mee dat de projecten ook op innovatie worden beoordeeld.

Mogen acties ook gericht zijn naar de gewone werknemers of uitsluitend naar de telewerkers?

Het project kan zéker kaderen in een groter geheel en het wordt zelfs aangeraden in functie van de duurzaamheid van het project, bijvoorbeeld binnen het algemene preventieve gezondheids- of welzijnsbeleid. Echter, het brede plaatje wordt daarom niet gefinancierd via deze oproep. Als een actie ook van toepassing is op de gewone medewerker, maar georganiseerd wordt voor de telewerker, is het vanzelfsprekend dat ook de gewone medewerker die niet kan thuiswerken hier eveneens de vruchten kan van dragen, ondanks het feit dat de actie zich specifiek richt naar de telewerker. Zo kan bijvoorbeeld een webinar over gezonde voedingsgewoontes, specifiek ingericht voor de telewerkers, ook interessant zijn voor verkopers of arbeiders die niet kunnen telewerken.

Moet de implementatie ruimer gaan dan 1 onderneming?

Op zich hoeft dat niet, maar het wordt wel aangeraden. Als het project zich richt naar meerdere ondernemingen, wordt onmiddellijk het succes en de brede inzetbaarheid van het project duidelijk getoetst, wat een bredere implementatie nà het project makkelijker maakt. Bij een implementatie binnen 1 onderneming is die bredere implementatie nog niet duidelijk en kan het zijn dat het project té veel op een bepaalde individuele onderneming gericht is en niet breed inzetbaar is.

Wat is het verschil tussen deze projectoproep en de reeds bestaande ondersteuningsmiddelen, zoals de Werkbaarheidscheque?

De scope van de projectoproep ‘gezond en vitaal telewerken’ focust zich op preventieve gezondheid en Gezond Werken, terwijl de Werkbaarheidscheque ondernemingen wil stimuleren om in te zetten op werkbaar werk.

De projectoproep vraagt geen cofinanciering, houdt geen steunplafond in en kan slechts éénmalig, beperkt in de tijd, aangevraagd worden, nl. van 6 juli tot 30 september 2021 door alle organisatievormen en samenwerkingen. De Werkbaarheidscheque kan jaarlijks (max. 3 keer) opnieuw aangevraagd worden, enkel door ondernemingen, stelt een verplichte eigen financiering van 40% voorop en bevat een steunplafond tot €10.000.

Een projectvoorstel ‘gezond en vitaal telewerken’ moet een mix van acties bevatten, waardoor het voorstel nooit enkel en alleen een opleiding kan inhouden. Bovendien ligt de focus op innovatie en implementatie in het kader van gezondheidsbevordering. Bij de aanvraag van de Werkbaarheidscheque kan het zwaartepunt bij 1 enkele actie liggen en wordt er gefocust op een meting, begeleiding, advies en opleidingen in het kader van werkbaar werk (waaronder het psychosociaal welbevinden), maar niet op de uitvoering van acties.

Concreet kan, bij wijze van voorbeeld, een beleid rond werkbaar werk met een focus op mentaal welbevinden uitgewerkt worden via de Werkbaarheidscheque. De implementatie van dit beleid, als onderdeel van een preventief gezondheidsbeleid, waar ook fysieke gezondheid onderdeel van uit maakt, kan ondersteund worden door een projectvoorstel gezondheidsbevordering.

Hoe moet ik dubbele financiering zien?

Dubbele financiering is in de projectaanvraag uitgesloten, maar de impact van het project mag vergroot worden door een koppeling te maken met eigen en/of andere financieringsbronnen/projecten.

Onder dubbele financiering wordt verstaan: het financieren van eenzelfde opdracht via verschillende financieringsbronnen. Bijvoorbeeld: als er in het verleden al middelen aangevraagd werden via ESF Opleidingen telewerk voor het aanbieden van een opleiding aan de telewerkers, dan kan diezelfde opleiding niet opnieuw opgenomen worden in deze projectaanvraag.

Het bijkomend financieren van onderdelen van de projectaanvraag via eigen middelen of andere (subsidie)middelen kan wel. Bijvoorbeeld: Er wordt al gebruik gemaakt van de Werkbaarheidscheque voor het opzetten van een telewerkbeleid. Het indienen van een innovatief project voor de gezondheidsbevordering van telewerkers, dat aansluit bij het uit te bouwen telewerkbeleid, is een mogelijkheid.

Kijk zeker na of het project mogelijk aan de voorwaarden voldoet om gebruik te maken van de Werkbaarheidscheque of ESF-oproep ‘Drive’.

Kan aanvullende financiering vanuit het loopbaanfonds?

Voor deze aanvullende financiering geldt hetzelfde als voor andere financieringsbronnen. Dubbele financiering is in de projectaanvraag uitgesloten, maar de impact van het project mag vergroot worden door een koppeling te maken met eigen en/of andere financieringsbronnen/projecten.

Moeten er eigen middelen aangewend worden?

Er moeten geen eigen middelen aangewend worden. Als organisatie is dit wel een uitstekende kans om bijvoorbeeld parallel eigen middelen te besteden aan niet-telewerkers in het kader van een breder preventief gezondheidsbeleid.

Kan ik iemand (gedeeltelijk) vrijstellen om het project uit te voeren?

De loonkosten van (gedeeltelijk) vrijgestelde werknemers kunnen ingebracht worden als personeelskosten. Het is mogelijk om iemand voltijds, of meerdere werknemers deeltijds, vrij te stellen. In dit geval is het erg belangrijk om goed te motiveren waarom voor die bepaalde werknemer gekozen werd en het CV toe te voegen, zodat de deskundigheid aangetoond kan worden

Kan enkel de projecthouder die indient beroep doen op 1 VTE of kan dit onder de verschillende partners verdeeld worden?

De personeelskost kan over de verschillende partners verdeeld worden, zoals zij dat willen, met een maximum van 1 VTE over de verschillende organisaties heen. Het kan perfect zo zijn dat één organisatie bijvoorbeeld voor 60% iemand op het project tewerkstelt, terwijl de andere organisatie slechts voor 20% beroep doet op werkkrachten.

Mogen we voor het volledige project samenwerken met een externe partner?

Als dat nodig is voor de goeie uitvoering van het project, dan is dat zeker een mogelijkheid. Ofwel wordt de externe partner effectieve partner in het project, in een soort consortium. Ofwel blijft hij een externe dienstverlener en wordt de partner begroot onder de werkingsmiddelen. Hoe dan ook is de projecthouder (of dit nu de externe partner is of de eigen organisatie(s)) diegene die verantwoording aflegt.

Wat wordt onder werkingsmiddelen verstaan?

Onder werkingsmiddelen worden allerhande kosten verstaan die nodig zijn om het project goed te kunnen uitvoeren. Het kan gaan om:

  • Administratieve kosten: drukwerk, verzendingskosten …
  • Onkosten voor activiteiten: huren van een zaal, geluidsinstallatie …
  • Communicatiekosten: flyers, affiches …
  • Vergoedingen voor experten
  • Noodzakelijke, specifieke materialen voor de uitvoering van het project

Kunnen materialen ingebracht worden?

Specifieke materialen, zoals zit-sta-tafels of stappentellers, kunnen slechts beperkt ingebracht worden, als duidelijk gemotiveerd wordt over welke materialen dit gaat en waarom ze onmisbaar zijn bij de uitvoering van het project. Deze moeten verantwoord worden onder de werkingsmiddelen. Het is niet de bedoeling dat het project in teken staat van (de ontwikkeling van) bepaalde materialen. De nadruk ligt op implementatie van materialen, methodieken en werkwijzen.

Kunnen we een hulpmiddel ontwikkelen om de implementatie van een methodiek/materiaal/dienst makkelijker te doen verlopen?

Dan kan, voor zover de ontwikkeling van dat hulpmiddel niet de hoofdfocus is van het project. De ontwikkeling van dat hulpmiddel moet gezien worden als een materiaal en kan dus enkel vergoed worden onder werkingsmiddelen. Het is niet de bedoeling dat het grootste deel van het budget besteed wordt aan werkingsmiddelen.

Kan ik personeelskosten van deelnemers aan acties inbrengen?

Nee, het is niet mogelijk om personeelskosten in te brengen van werknemers die deelnemen aan één van de georganiseerde activiteiten binnen het project. Gezien het project focust op duurzame implementatie, betekent dit dat in de toekomst, wanneer alle middelen wegvallen, de lonen van de deelnemers ook niet verder bekostigd kunnen worden. Als de tijdsinvestering van de werknemers te groot zou worden, moet er beter nagedacht worden over de kwaliteit van het projectvoorstel en de duurzaamheid op lange termijn.

Wordt er een verhouding naar voor geschoven van werkingsmiddelen tegenover personeelskosten?

Er wordt geen exacte verhouding naar voor geschoven, maar de werkingsmiddelen kunnen nooit de personeelskosten overschrijden. Het project moet een implementatieproject zijn, waardoor er geen grote werkings- of ontwikkelingskosten nodig zijn om iets bestaand te implementeren.

Moet de return op lange termijn aangetoond worden? En wat met de kosteneffectiviteit?

Dat mag zeker. Met de return op lange termijn kan het criterium verankering en impact verantwoord worden. Op die manier kan de jury het projectvoorstel correcter beoordelen en nagaan welke effecten te verwachten zijn als jouw voorstel goedgekeurd zou worden. Het is niet noodzakelijk om de kosteneffectiviteit aan te tonen, maar kan opnieuw helpen in de argumentatie en motivering van bepaalde kosten die gemaakt zouden moeten worden gedurende de looptijd van het project.

Op welke financiële ondersteuning kan ik maximaal rekenen?

Er is in totaal € 1.530.000 beschikbaar voor alle goedgekeurde projectoproepen. Er wordt gemikt op ongeveer 10 tot 15 projecten in totaal. Hoeveel ieder project toegekend krijgt, is afhankelijk van de projectinhoud en de voorgestelde financiële raming. Om toch wat richting te geven, kan maximaal het equivalent van 1 VTE toegekend worden. De uitdaging bestaat erin een inhoudelijk sterk project in te dienen met een correcte raming.
Of de gevraagde ondersteuning al dan niet toegekend wordt, wordt door de jury beoordeeld op basis van het uitgewerkte project en het al dan niet hoog scoren op de beoordelingscriteria. De jury kan ook beslissen om een project goed te keuren, maar slechts een gedeelte van het budget toe te kennen, of bijkomende voorwaarden te stellen aan de goedkeuring.
Zij kan ook beslissen om, bij gebrek aan voldoende kwaliteitsvolle projecten, niet de volledig beschikbare subsidie te verdelen onder de ingediende projecten.
Er is geen onderhandelingsfase voorzien.

Wordt er bij aanvang al een voorschot uitbetaald?

De uitbetaling gebeurt in 3 schijven. Er wordt een voorschot van 40% vergoed bij de opstart. 40% wordt vergoed in juni 2022 na een positieve tussentijdse evaluatie en een saldo van 20% volgt na de eindevaluatie in februari 2023.

Is er een verzekering voorzien (bijvoorbeeld voor blessures bij het aanbieden van oefenprogramma’s)?

Nee, er wordt geen verzekering voorzien. Als blijkt dat dat nodig is, omwille van de eigenheid van het project, moet dat door de projecthouder mee ingecalculeerd worden in de begroting of er moet nagekeken worden of het project onder andere verzekeringen in de onderneming valt.

Mag het project betalend zijn voor deelnemende bedrijven waar het project aangeboden wordt?

Het project kán betalend aangeboden worden aan deelnemende bedrijven, maar uiteraard is het belangrijk dat de activiteiten laagdrempelig zijn en dat het gratis aanbieden die drempel ook verlaagt. Echter, de inkomsten hieruit moeten ingebracht worden in de projectbegroting en moeten ook gebruikt worden voor de uitwerking van het project.

Slaat de loonkost op het brutoloon of de totale loonkost?

De loonkost slaat op de totale loonkost voor de werkgever, zoals dat ook voor andere medewerkers het geval is.

Valt deze steunmaatregel onder de ‘de-minimisregeling’?

Enkel voor krediet- en financiële instellingen valt deze steunmaatregel onder de ‘de-minimisregeling’. Voor andere organisaties is de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun van toepassing.

Wat moet ik verstaan onder de Tijdelijk kaderregeling inzake staatssteun?

Deze oproep kreeg een goedkeuring van de Europese Commissie (beslissing van 30 juni 2021) op basis van de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak van 19 maart 2020.

Concreet houdt dit in dat organisaties tot € 1,8 miljoen staatssteun kunnen krijgen, terwijl dit bij de de minimis regeling slechts € 200.000 is, gespreid over 3 jaar. Gezien door de huidige COVID-19-uitbraak van 19 maart 2020 mogelijks heel wat ondernemingen al beroep deden op verschillende steunmaatregelen (en dus mogelijks de € 200.000 al overschrijden), laat dit ondernemingen toe om alsnog een projectvoorstel in te dienen, zelfs als de voorbije 3 jaar de € 200.000 reeds bereikt werd (de minimis). Hieraan zijn wel een aantal voorwaarden aan gekoppeld:

De volgende organisaties kunnen niet deelnemen aan de oproep:

  • ondernemingen die op 31 december 2019 vielen onder de definitie van ‘onderneming in moeilijkheden’;
  • ondernemingen actief in landbouw, visserij en aquacultuur. Let op: ondernemingen die actief zijn in de verwerking, de verkoop en de marketing van producten uit de landbouwsector kunnen wel deelnemen, op voorwaarde dat de subsidie niet geheel of gedeeltelijk wordt doorgegeven aan primaire producenten en niet gebaseerd is op de prijs of hoeveelheid producten die door de betrokken ondernemingen op de markt is gebracht of gekocht is van primaire producenten, mits enkele uitzonderingen;
  • ondernemingen die in het verleden onrechtmatige steun hebben gekregen op basis van een besluit van de Europese Commissie, en die het volledige bedrag van deze steun (inclusief rente) nog niet hebben terugbetaald.

Krediet- en financiële instellingen kunnen niet deelnemen aan de oproep onder de regels van de Tijdelijke kaderregeling, maar kunnen wel een dossier indienen onder de de-minimis regeling.

Indieners die al andere vormen van steun ontvangen in het kader van de de-minimis regeling en/of de groepsvrijstelling, verklaren dat ze alle relevante wettelijke bepalingen hieromtrent naleven.

Indieners die al steun ontvangen in het kader van de tijdelijke kaderregeling die hier van toepassing is, verklaren dat de totale gecumuleerde som van die steun, inclusief de subsidie die wordt gevraagd in het kader van deze oproep, het bedrag van 1,8 miljoen euro niet overschrijdt.

Indieners verklaren daarnaast:

  • akkoord te gaan met de online publicatie van informatie over goedgekeurde projecten (o.a. begunstigde, doelstelling, bedrag, datum toekenning, resultaten).
  • het gedetailleerd dossier met alle informatie en bewijsstukken voor een periode van 10 jaar te bewaren, startend op de datum van toekenning. Gedurende deze periode kunnen stukken worden opgevraagd om te controleren of aan alle juridische voorwaarden is voldaan.
  • Alle aanvullende informatie in verband met hun dossier in het kader van deze oproep te verstrekken.

Wat houdt de verklaring bij de ondertekening van het sjabloon juist in?

Deze verklaring is vierledig:

  • De ondertekenaar geeft aan dat de gegevens correct zijn ingevuld. Lees zeker het geheel na, om eventuele fouten uit te sluiten.
  • De ondertekenaar geeft aan dat Vlaams Instituut Gezond Leven vzw de resultaten van het project, indien succesvol, mogen gebruiken in het kader van haar doel, nl. een gezonder Vlaanderen. Hiervoor kan Gezond Leven de resultaten verder implementeren onder de vorm van o.a. voorbeeldpraktijken, aanbevelingen, webinars, opleidingen … en beschikbaar stellen voor andere organisaties die actief willen werken aan gezondheidsbevordering van telewerkers. Vanzelfsprekend hebben zij hierover geen eigendomsrecht en wordt steeds correct verwezen naar de eigenaar.
  • De ondertekenaar geeft ook zelf aan om Vlaams Instituut Gezond Leven vzw minimaal te ondersteunen in deze opdracht, bijvoorbeeld door zelf te getuigen over zijn/haar ervaringen en de resultaten actief mee te implementeren in zijn/haar netwerk.
  • De ondertekenaar verklaart op eer dat er geen sprake is van enige dubbelfinanciering voor dit project. Dit houdt o.a. in dat hij/zij voor dit project, of onderdelen ervan, niet eerder ondersteuning kreeg via bestaande ondersteuningsmiddelen.
  • Tot slot verklaart de ondertekenaar aan alle voorwaarden van de Tijdelijke kaderregeling te voldoen, die onder elkaar staan opgesomd.

Wanneer weten we of we het project binnenhalen?

Ten laatste op 5 november 2021 wordt gecommuniceerd over de toekenning van de projecten. Ook niet-geselecteerde projecten worden ten laatste dan op de hoogte gebracht. Dit zal gebeuren via e-mail.

Worden goedgekeurde projecten op de website gepubliceerd?

Van de goedgekeurde projecten wordt een engagement verwacht tijdens én na het project inzake implementatie. Er wordt onder andere verwacht dat zij actief meewerken in het (laten) delen van hun project als good practice. Eén van die aspecten is onder andere zichtbaarheid van de projecten (en hun indieners) op de website. Hierbij is het in de eerste plaats de projecthouder die bekend gemaakt wordt, maar dat kan ook breder gaan als het project met meerdere partners ingediend wordt.

Als mijn project vertraging oploopt, kan het dan verlengd worden?

Nee, het project kan onder geen beding verlengd worden. Het BVR loopt tot 31 december 2022, dus financiële middelen zijn na deze datum niet meer beschikbaar.

Mogen wij al vroeger van start gaan met het project?

Ja, dat kan zeker. De periode tussen goedkeuring en effectieve start kan gebruikt worden om je als onderneming te organiseren zodat je onmiddellijk, vanaf 1 december, op kruissnelheid zit om de korte tijdsperiode die het project telt, efficiënt te kunnen gebruiken. Echter, de financieringsperiode loopt van 1 december 2021 tot 31 december 2022.

Hoe wordt het project beoordeeld?

Het projectvoorstel wordt eerst ontvankelijk verklaard op basis van de vooropgestelde ontvankelijkheidscriteria. Daarna wordt het projectvoorstel op basis van de 6 beoordelingscriteria (bereik, impact, preventiestrategieën, innovatie, duurzame verankering en projectopbouw) gequoteerd door een vaste, onafhankelijke jury. Elk van de 6 criteria weegt even zwaar door.

Eén van de voorwaarden is het toewerken naar een concreet ‘eindproduct’. Wie wordt eigenaar van dit eindproduct op 31 december 2022?

De eigenaar blijft de projecthouder. Het is echter wel zo dat er een engagement van de projecthouder verwacht wordt in het breed implementeren en uitrollen van het project in Vlaanderen. We denken hierbij bijvoorbeeld aan het getuigen als good practice op bepaalde events.

Wie beoordeelt de projectvoorstellen?

De projectvoorstellen worden door een onafhankelijk jury van ongeveer 6 leden beoordeeld. De jury zelf bestaat uit een afvaardiging van de stuurgroep. In de stuurgroep zetelen, naast de projectcoördinator, de sponsor (Agentschap Zorg en Gezondheid) en de voorzitter, een afvaardiging van:

  • de representatieve Vlaamse werknemersorganisaties (ACV, ABVV, ACLVB)
  • de representatieve Vlaamse werkgeversorganisaties (Unizo, Voka, Verso)
  • Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw
  • Co-Prev
  • de Vlaamse Logo’s
  • de thematische partnerorganisaties en experts (Vlaams Instituut Gezond Leven vzw, Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs, The Human Link)
  • het departement Werk en Sociale Economie
  • de Stichting Innovatie en Arbeid
  • SERV

Er wordt op basis van deze leden een zo heterogeen mogelijke jury samengesteld.

Als het dossier niet weerhouden wordt, engageert de jury zich dan om dit te motiveren?

Als je dossier niet weerhouden werd, en je wenst een motivatie hiervoor, kan je dat aangeven. Standaard zal er geen motivatie gegeven worden, maar dat kan dus wel op vraag, bij het ontvangen van de beslissing.

Door wie werd deze projectoproep vormgegeven?

Het Agentschap Zorg en Gezondheid is opdrachtgever van de oproep. De coördinatie van de projectoproep gebeurt door Vlaams Instituut Gezond Leven.

De vormgeving van de projectoproep gebeurde binnen een stuurgroep die, naast de projectcoördinator, de sponsor (Agentschap Zorg en Gezondheid) en de voorzitter, bestaat uit een afvaardiging van de volgende organisaties:

  • de representatieve Vlaamse werknemersorganisaties (ACV, ABVV, ACLVB)
  • de representatieve Vlaamse werkgeversorganisaties (Unizo, Voka, Verso)
  • Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw
  • Co-Prev
  • de Vlaamse Logo’s
  • de thematische partnerorganisaties en experts (Vlaams Instituut Gezond Leven vzw, Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs, The Human Link)
  • het departement Werk en Sociale Economie
  • de Stichting Innovatie en Arbeid
  • SERV

Hoe worden de projecten tijdens uitvoering begeleid?

Elk project wordt maandelijks telefonisch opgevolgd. Het doel van deze opvolging is het project mee op weg te helpen, moeilijkheden te kunnen capteren en op te lossen en een succesvol traject te lopen. Daarnaast wordt ook een terreinbezoek gepland.

Verder worden 2 intervisiemomenten gepland, waarop de projectverantwoordelijke aanwezig wordt geacht. Een eerste moment vindt plaats in januari. Hier zal de meet & greet vooral bestaan uit het leren kennen van elkaars projecten en op die manier inspiratie op te doen voor een verdere uitrol van het eigen project. Een tweede moment zal vooral de uitdagingen en opportuniteiten van ieders project in de verf zetten. Elk intervisiemoment zal ook een luikje vorming voorzien. De inhoud van de vormingen zal bepaald worden bij aanvang van de projecten na bevraging bij de projecthouders.

Zijn de vormingen gericht op de medewerkers of op de organisator?

Op de 2 intervisiemomenten wordt een luikje vorming voorzien. Deze vorming is specifiek gericht op de trekker of organisator van het project, gezien de inhoud echt gericht is op het gezondheidsproject op organisatieniveau en niet op de individuele gezondheidsbevordering.

Wat zijn de evaluatierichtlijnen en rapportageverplichtingen tijdens en na de uitvoering van de projecten?

Er wordt een tussentijds en eindevaluatierapport verwacht. Het eindrapport bouwt verder op het tussentijds rapport en is dus een verlengde van hetzelfde rapport, waardoor de administratieve last zo eenvoudig mogelijk gehouden wordt, ten voordele van de projectuitvoering.

Het doel van de rapportage en evaluatie is meervoudig:

  1. Met het rapport kan je jouw project (zowel het effect als het proces) kritisch onder de loep nemen, onderzoeken en evalueren. Dit kan jou en je organisatie nieuwe inzichten bijbrengen, waaruit je werkzame elementen, succesfactoren, aanbevelingen en leerpunten kan halen. Omdat deze inzichten ook nuttig kunnen zijn voor andere organisaties, zal Vlaams Instituut Gezond Leven vzw de inzichten van alle projecten bundelen en delen, zodat we elkaar inspireren en van elkaar kunnen leren.
  2. Het rapport verantwoordt (samen met de tabel financiële verantwoording) de toegekende financiële middelen. Met dit rapport laat je zien wat je met het project bij de start vooropstelde (de projectdoelstelling) en wat er tijdens het project gebeurde. Het toont welke projectdoelstellingen behaald werden en waarom ze al dan niet behaald werden.
  3. Het eindrapport geeft je de gelegenheid om uit te pakken met jouw project bij de Vlaamse overheid, partnerorganisaties, eigen netwerk en concurrenten. Zo hoeft dit document niet het einde te betekenen van jouw project. Het eindrapport kan dienen als vertrekpunt wanneer je project of aspecten van je project herhaald worden.
  4. De gegevens uit het rapport zullen ook gebruikt worden om de Vlaamse evaluatie van het project Vitaal en gezond telewerken vorm te geven.