‘Lust-ik-niet'-lijstjes? Weg ermee, want proeven kan je leren!

23.04.2023

Wie maakt ze niet, de mentale of fysieke ‘lust-ik-niet'-lijstjes? Iedereen geeft op wat die niet lust en als bij toverslag komt dat nooit meer op het bord. Gedaan met gezeur aan tafel, alles wordt gesmaakt en opgegeten? Toch niet. Het lijkt een zegen, maar is een vloek. Want wat je lust, staat niet in steen gebeiteld. Door meermaals te proeven, léér je dingen lekker vinden. Weg dus met dat lijstje!

Een ‘lust-ik-niet'-lijstje wordt nogal eens gemaakt wanneer er zogenaamd ‘moeilijke eters’ zijn, die ‘moeilijk doen’ wanneer er iets op hun bord ligt dat ze niet lusten of niet kennen. Maar die persoon doet moeilijk omdat die het moeilijk hééft. Hij kan bijvoorbeeld heel angstig zijn om iets nieuws te eten, of weet gewoon niet hoe te beginnen aan dat spruitje dat hij helemaal niet lekker vindt.

De moeilijke eter gelooft dat die iets niet lust en met het ‘lust-ik-niet'-lijstje wordt dat zwart –op wit bevestigd. Maak je zo'n lijstje? Dan geef je – onbedoeld – het signaal dat moeilijke eters niet in staat zijn om inspanningen te doen en te leren proeven. Meer nog: ze krijgen in hun veilige thuisomgeving de kans niet meer om met die lastige voedingsmiddelen in contact te komen. Hoewel je op die manier drama aan tafel vermijdt, wordt het niet-gevarieerde eetpatroon in stand gehouden. Waarschijnlijk niet enkel voor de moeilijke eter, maar ook voor alle andere tafelgenoten. Bovendien is er ook nog een wereld buiten de veilige thuisomgeving, en dat kan hen zorgen baren: “Wat zal er ’s middags op school op het menu staan?” Later merken ze dat ze minder zorgeloos op restaurant gaan, een beperkt aantal gerechten hebben als vrienden komen eten, …

Genoeg redenen dus om het ‘lust-ik-niet'-lijstje af te schaffen en alles te blijven aanbieden. Maar hoe pak je dat aan?

Creëer een veilige omgeving

Hou het gezellig en ontspannen. Dat doe je door er in de eerste plaats voor te zorgen dat iedereen zich veilig voelt. Een veilige omgeving is een voorwaarde om te leren én te durven proeven. Ieder individu beslist zelf of en hoeveel hij/zij eet. Als kok/ouder/begeleider bied je het voedingsmiddel aan en als tafelgenoot geef je het goede voorbeeld. Iemand verplichten iets te proeven of te eten, helpt niet. Want als je gaat dwingen, creëer je stress en ben je nog veel verder van huis.

Stap per stap, hap per hap

Vaak gaat er een heel proces vooraf aan het leren appreciëren van eten. Benader het dus ook zo: stap per stap en hap per hap. Tips voor aan tafel:

  • Proeven is veel meer dan een hap nemen en doorslikken. Een hap nemen is de allerlaatste stap in het proefproces. Probeer aan te voelen wanneer de stress stijgt. Is dat wanneer die persoon te horen krijgt dat groente X op het menu staat? Dan is de eerste stap om duidelijk te maken dat hij zelf mag kiezen of hij ervan proeft of niet. De volgende keer dat groente X wordt geserveerd, zal er misschien al ruimte zijn om deze op het bord te nemen. Volgende stapjes in het proces zijn bijvoorbeeld: het even aanraken, eraan ruiken, het dicht bij de mond brengen, eraan likken, even in de mond steken. En vergeet niet: elk stapje – hoe klein ook – verdient een compliment. Daarom is het nuttig om je verwachtingen realistisch te houden. Dan kan je vaker trots zijn op de ander.
  • Groeicomplimenten: Dat zijn complimenten over wat de persoon doet en daardoor bereikt heeft. Niet over wie de persoon (volgens jou) is. Zeg dus niet: “goed gedaan”, maar wel “Wat goed dat je hebt durven proeven”. Of “Je hebt enorm je best gedaan. Toen ik de banaan haalde, was je motivatie ver weg, maar toch heb je eraan willen ruiken.”. Zo’n (uitvoerig, we weten het) compliment geeft de ander informatie om dit gedrag voort te zetten in andere, nieuwe situaties. Zo begrijpt hij/zij dat dit gedrag voor herhaling vatbaar is en hem/haar verder kan brengen.
  • Materiële beloning: Soms kan een kleine materiële beloning helpen om de stapjes in het proefproces te bereiken. Na verloop van tijd zal elk stapje in het proefproces minder moeite kosten en kan deze materiële beloning achterwege gelaten worden. De persoon eet/proeft niet meer omwille van de materiële beloning, maar omdat hij de groente uiteindelijk aanvaardt, of ondertussen zelfs echt lust. Merk je dat de beloning de ultieme prijs blijft, probeer dan terug te gaan naar het hoofddoel door vragen te stellen als: “Voel je dat je rustiger bent aan tafel?”, “Merk je ook dat het leuk is om iets te proeven?”, … Focus bij het geven van complimenten ook op het eetgedrag en niet op het krijgen van die beloning. Dus niet “Super dat je al 5 stickers hebt”, maar wel "Super dat je weer durfde en eens proefde!”.
  • Begrip: Een veilige omgeving creëer je ook door begrip te tonen. Zeg dus dat je het leuk zou vinden als de ander een stap zet in het proefproces, maar dat je het ook helemaal begrijpt indien het vandaag nog niet lukt. Geef aan dat je weet dat het niet makkelijk is, maar dat je gelooft dat het op een dag wel zal lukken en dat je er samen voor gaat.
  • Tijd: Nieuwe smaken of texturen leren appreciëren, vraagt tijd en geduld. Geef dat dus ook. Soms moet iemand wel 15 keer (op verschillende maaltijdmomenten) het voedingsmiddel in zijn mond nemen om het te kunnen ‘verdragen’, en het dus gewoon zonder morren op te eten. Stel jouw verwachtingen bij door te werken met verschillende stapjes, op het tempo van de ander. Toon dat je ervan overtuigd bent dat het op een dag wel lukt! Daarom benoem je ook steeds dat iemand iets NOG niet lust.
  • Varieer: Bied het te proeven voedingsmiddel op verschillende manieren aan. Combineer het met iets wat wel al gesmaakt wordt, maak het op een andere wijze klaar (warm, koud, gestoofd, gestoomd, gemixt, soep, als puree, …) en/of serveer het in een andere vorm (grove stukken, fijngesneden, geraspt, in gekke vormen, ...). Om de veilige omgeving te waarborgen, is het belangrijk dat je de groenten benoemt die in het gerecht zitten.
  • Voorbeeldrol: Jij bent belangrijk in het leven van de moeilijke eter. Zorg dat die ziet hoe jij proeft van iets wat je NOG niet lust. Doe alle stapjes voor. Zo weet de ander wat proeven allemaal inhoudt. En als jij iets durft, dan hij/zij ook! Die voorbeeldrol zorgt er ook voor dat mensen in groep vaak meer proeven.

Proeven in de praktijk

Klaar om deze tips ook in de praktijk uit te proberen? Kies dan 1 van volgende manieren om je samen voor te bereiden op het proeven. Zo maak je duidelijk wat en hoe er wordt geproefd:

  • Ga samen op zoek naar Makkieland, Lefland en Paniekland. Categoriseer welk eten allemaal in Makkieland ligt. Dit is het eten waar alle tafelgenoten het over eens zijn: dit is lekker! En dat is handig om te weten, want zulke gerechten zijn ideaal om klaar te maken als iemand het even lastig heeft. Maar er is nog zoveel buiten die comfortzone te ontdekken. Ga daarom op zoek naar de voedingsmiddelen in Paniekland en Lefland. In Paniekland ligt het eten dat bijna gegarandeerd leidt tot een crisis aan tafel. Het ligt ver buiten de comfortzone en daardoor is de kans op een positieve proefervaring klein. Door Makkieland en Paniekland te benoemen, toon je begrip. Begrip voor wat al gelust wordt en voor wat echt schrik opwekt. Lefland ligt tussen Makkieland en Paniekland. Pal in de leerzone. Daar vind je die producten waarvan je dacht ze niet te durven proeven, maar waarbij je toch (op kousenvoeten) de uitdaging aangaat. Probeer als groep overeen te komen welk eten jullie in Lefland plaatsen. Want een uitstap naar Lefland kan ervoor zorgen dat Makkieland groeit. En zo is er meer plaats in Lefland voor nieuwe voedingsmiddelen uit Paniekland. Je zal merken, jullie comfortzone en boodschappenlijst breiden uit!
  • Maak in samenspraak een lijst met welke dingen jullie zullen proeven. Spreek af dat er tussen de 10 en 15 keer wordt geproefd. Maak desnoods een proefschema waarop je na het eten elke beoordeling opschrijft. Noteer na die 15 keer of het in de ‘lust-ik-al'-lijst mag of dat het blijft zitten in de ‘lust-ik-nog-niet’ of ‘helemaal niet’ of … categorie. Hiermee speel je sterk in op tijd en variatie. Elke proefpoging kan je iets anders proberen. Duid ook die 15 momenten visueel aan.
  • Lust-ik-(nog)-niet’-potje in combinatie met het ‘ja’-potje: Een probleem met een bepaalde groente? Voorzie een leeg ‘lust-ik-nog-niet'-potje en een ‘ja’-potje met groenten die al lekker gevonden worden. Staat er een groente op het menu die nog niet wordt gesmaakt, voorzie dan het ‘ja’-potje met een groente die wél succes heeft. Het neemt de druk weg dat er niet genoeg groenten gegeten zijn én het geeft de kans om te proeven van de nog niet geluste groente. Willen ze niet proeven, dan kan de groente in het ‘lust-ik-nog-niet'-potje. Misschien denk je dat ze zo nooit die andere groenten willen proeven. Misschien niet onmiddellijk, neen. Maar het zal wel rust brengen aan tafel. Verkennen en nieuwe dingen proberen, kan alleen als die rust er is.

Hou je de eetmomenten liever rustig en bouw je eerst in de vrije tijd wat proefmomenten in? Of werk je én aan tafel én tijdens een spel? Dan kan je ook speelsgewijs proeven:

  • De proeftoren stelt visueel voor hoe je stapsgewijs leert proeven. Met 45 uitdagingen en 45 soorten fruit en groenten om te leren proeven heb je 88 weken proefplezier. De proeftoren is geschikt voor kinderen van 2,5 tot 7 jaar.
  • Met de Proefkampioen (3 tot 8 jaar) kan je met Winnie Wortel voelen, kijken, ruiken en proeven. Zo maak je kennis met de 4 basissmaken en veel fruit- en groentesoorten.
  • Lekkerbekjes (vanaf 7 jaar) is een belevingsgericht spel waarbij er hapjes worden geproefd en er tegelijk gekke uitdagingen en beweegopdrachten zijn.