Vul aan: “Ik ben goed in …”

Geef de leerlingen de opdracht om even na te denken over iets waar ze goed in zijn. Laat hen in stilte deze zin aanvullen “Ik ben goed in...” of “Ik kan goed…”.

Hiermee gaan ze straks verder, maar eerst even de benen strekken.

Joggers, in de startblokken!

Laat de leerlingen rechtstaan naast hun bank. En vertel dat ze nu ter plekke moeten beginnen joggen. Als opwarmertje geef je enkele commando’s die ze moeten uitvoeren:

• klap in je handen (alsof je een vlieg vangt)

• spring zo hoog als je kan (alsof er een boomstronk op je pad ligt)

• buk je (alsof je door een grot loopt)

• maak een buiging (alsof je de koning tegenkomt)

• …

Tussen de commando’s door blijven ze altijd joggen.

Tip: je kan deze methodiek doen aan het begin van de dag, na de pauze, of als tussentijdse energizer.

Sprongetje omhoog!

Ga nu aan de slag met de aanvulzinnetjes uit stap één: geef het woord aan de eerste leerling. Hij/zij mag nu al joggend het “ik ben goed in…”-zinnetje aanvullen.

Is het sterke punt ook van toepassing op iemand anders van de klas? Dan springt hij/zij omhoog. Ga het rijtje af tot je ieders sterkte gehoord hebt.

En voor je het vergeet: tussendoor blijven joggen hé! ;)